maandag 18 mei 2009

Dag 18, zondag 17 mei 2009

Vandaag beloofd een prachtige dag te worden. Ik heb een extra nacht in het hotel geboekt. Het voordeel is dat ik het grootste deel van mijn bagage in het hotel kan laten en vanavond gewoon terug kan keren. Ik ben op weg naar Ceske Svycarsko. Het Nationale park van de Noord-Bohemen. Het is zondag en ik verwacht veel toerisme maar dat blijkt bij aankomst reuze mee te vallen.

De fietstocht naar het Nationale park is er een van grote schoonheid. Prachtige bossen, kronkelende weggetjes, korte klimmetjes. Het is er prachtig. Er is wel een kleinigheid: ik ben naarstig op zoek naar Snuf de Hond. Althans, het dier lijkt op Snuf, maar heeft volgens mij minder goede bedoelingen. Het dier loopt zo´n vijftig meter voor me en wacht me bij elke bocht op. Dit schiet niet op zo. Ik moet steeds remmen en ben enorm op mijn hoede. Na verloop van tijd denk ik het dier van me af te hebben geschud, maar ik blijf op mijn hoede. Misschien is het wel zo´n Snuf die zich verdekt opsteld. En op het moment dat ik langs kom genadeloos toeslaat. Ze heten niet voor niets: Duitse Herders.

Ik fiets naar Menzi Louka en stal daar mijn fiets. Ik doe mijn rugzak om, neem geld, een kaart, het fototoestel en ..... water mee. Want het is een fantastisch warme, zeg maar hete dag. Mijn reisdoel is Pravcicka brana. Dit is de grootste natuurlijke rotsbrug van Centaal-Europa met een lengte van 26 meter, een breedte van 7-8 meter en een hoogte van 16 meter. Om deze informatie uit mijn reisgids persoonlijk na te meten besluit ik de 6 kilometer lange wandeling te ondernemen. De wandeling is er een van uitzonderlijke schoonheid. Prachtige vergezichten, rosten, kliffen het is er allemaal. Eenmaal boven aangekomen blijk ik mijn meetlaat te hebben vergeten. Dat na-meten moet ik laten voor wat het is. Daarom koop ik maar een bak soep en een waterijsje om mezelf te troosten.

Na ongeveer twee uren te hebben rondgekeken daal ik in in een uurtje weer af naar beneden. Ik zak af naar Hrensko, een gehucht dat tegen de Duitse grens zit aangeplakt. Van hieruit is het een wandeling van twee kilometer naar de Kamenicekloof. Deze smalle kloof ligt tussen loodrechte rotswanden van 50-150 meter hoog. Boten varen, tegen betaling, beide kanten op. Ik besluit kaartjes te kopen en alles me als een echte toerist te laten (er)varen.

Het is al tegen zevenen wanneer ik de terugtocht naar mijn hotel inzet. Het blijkt nog een inspannende rit te worden. De vele afdalingen, op de heenweg, moet schijnbaar weer gecompenseerd te worden. Behoorlijk moe bereik ik het hotel. Daar wacht ´mijn Oostenrijkse vriend´op me.

Hij en ik zijn de enige twee gasten in het hotel. Hij blijkt voor de eerste keer sinds 63 jaar terug te zijn in zijn geboortedorp, nadat hij er vanwege de oorlog verdreven is. Hij woont nu in Wenen en is 73 jaar oud. Hij ziet het als zijn laatste mogelijkheid om het dorp nog te zien. De gehele dag zwerft hij in het kleine dorpje rond op zoek naar herrinneringen. ´S ochtends ontbijten we en ´s avonds kletsen we wat bij over de belevenissen van de dag.

Oude mensen zijn interessant, ze kunnen verhalen.

1 opmerking:

  1. Jij kunt ook goed verhalen. Ben jij dan ook een oud mens.......? ;-)
    ik kijk al weer uit naar de volgende episode.

    BeantwoordenVerwijderen